Vanuit de hele wereld reizen miljoenen moslims jaarlijks naar Mekka. De meesten gaan per vliegtuig, trein of bus, maar er zijn ook fietsende pelgrims. Velen reizen georganiseerd, met een groep. Vrouwen tot 45 jaar die niet meegaan met een groepsreis, dienen vergezeld te worden van een ‘mahram’, een naast familielid zoals echtgenoot, vader of broer.
In konvooi
Pelgrims reisden vroeger vaak in konvooi tijdens de bedevaart Mekka. Over land kwamen reizigers, per kameel of te voet, op drie verzamelpunten bij elkaar: Koefa (Irak), Damascus (Syrië) en Cairo (Egypte). Pelgrims over zee, waaronder moslims uit Indonesië, kwamen in de haven van Djedda aan. De lange en soms gevaarlijke bedevaart naar Mekka stelde de fysieke en spirituele weerstand van de pelgrim op de proef. Bedevaartgangers werden onderweg vaak ziek of ze werden beroofd. Maar pelgrims konden steun vinden in het geloof dat degenen die tijdens de hadj sterven naar de hemel gaan en dat hun zonden worden uitgewist.