Warda Futuki wordt bekend wordt als Warda al-Djazaïria (‘de Algerijnse roos’). Ze is de dochter van een Libanese moeder en een Algerijnse vader. Zij begint haar carrière als negenjarige in het cabaret van haar vader in Parijs, de TAM TAM (een samenstelling van de beginletters van Tunesië, Algerije en Marokko).
In haar liederen klinkt haar betrokkenheid met de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd tegen Frankrijk door. Nadat haar vader beschuldigd wordt van het verbergen van wapens voor het Front de Libération National Algérien, wordt ze in 1956 met haar familie gedwongen in ballingschap te leven.