Amal al-Atrash is een Druzische prinses van Syrisch-Libanese afkomst en groeit op in Caïro. De familie leeft in armoede maar ontvangt regelmatig invloedrijke musici uit de hoofdstad. Amal en haar broer Farid blijken zeer getalenteerd te zijn. Onder de naam Asmahan, ‘de Verhevene’, treedt Amal vanaf het begin van de jaren 1930 op in de concertzalen van Caïro. Dankzij haar stem en haar improvisatietalent wordt ze al snel succesvol.
In de ogen van haar oudste broer leidt Asmahan een losbandig leven. Hij beroept zich op de Druzische traditie en verplicht haar te trouwen. Haar leven als huismoeder in Suwaida, in het zuidwesten van Syrië, en haar carrière als artiest zijn voor haar onverenigbaar en ze lijdt aan depressies. Na haar scheiding keert Asmahan terug naar Caïro waar ze tijdens de Tweede Wereldoorlog de kant van de geallieerden kiest.