Aan iemand voor wie je werkt, geef je een ander cadeau, dan aan iemand die voor jou werkt. En wat gebeurt er als je een cadeau moét geven? Soms geef je cadeaus omdat je denkt dat je er iets moois voor terugkrijgt, zelfs iets dat beter is dan je hebt gegeven.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de mango’s van Mao. In 1968 kreeg Mao Zedong, de oprichter en totalitaire leider van het communistische China, een aantal mango’s van Pakistan. Hij at ze niet op maar gaf ze cadeau aan groepen voorbeeldige werkers. Vrijwel niemand in China had ooit eerder een mango gezien. En iedereen moest in die tijd Mao verheerlijken als een soort god. Dus met een mango van hem moest je dubbel blij zijn. De Chinese regering maakte propaganda, een soort reclame, voor hoe geweldig Mao was. Zijn cadeau van mango’s was een perfect verhaal om te laten zien hoe goed hij was voor zijn volk. Omdat de vruchten symbool werden voor Mao zelf, werd heel China dol op mango’s. Mensen hielden optochten met mango’s en de vruchten werden op van alles en nog wat afgebeeld.
