
“De stad werd ongeveer twee decennia voor de oorlog gebouwd om de raffinaderijarbeiders en universiteitsdocenten te huisvesten. Het hoofdplan bestond uit twee brede lanen, die elkaar in het hart van de stad kruisten en zich vertakten naar de hoofdstraten en boulevards en vervolgens naar de zijstraten en doodlopende steegjes.
Alle straten waren vernoemd naar dichters. De belangrijkste kruisende lanen werden vernoemd naar de meest invloedrijke dichters: hoe belangrijker de straat, hoe beroemder de dichter.
De taxi's, de bussen en de voetgangers verplaatsten zich van de ene dichter naar de andere. De bewoners verzonnen raadsels en spelletjes voor de toeristen en droegen gedichten voor in plaats van adressen te geven. Er verschenen dichters op enveloppen, op facturen, in boekjes, op tassen en op de ramen van etalages.
Attentie! Attentie!
Het signaal dat u nu hoort is de hoogste alarmmelding, wat betekent dat er een luchtaanval op komst is. Verlaat uw huidige verblijfplaats en ga naar de schuilkelder.
In het begin van de oorlog kwamen er grote groepen vluchtelingen aan die onderdak zochten in de stad. In Stad der Dichters werden snel nieuwe wijken gebouwd en toegevoegd aan het bestaande plan. Toen het stadsbestuur geen namen van dichters meer overhad, werden de literatuurwetenschappers ingeschakeld om te zoeken naar onbekende en vergeten dichters.
En zo werden de namen van de laatste dichters gevonden en toegevoegd aan de stadsplattegrond. Maar de oorlog duurde acht jaar en bracht elke dag meer mensen naar de stad. Toen de namen van dichters echt op waren, werden de namen van schrijvers aan de kaart toegevoegd. Zij behoorden tenminste tot de literaire wereld. Na de schrijvers kozen ze de namen van nationale helden, koningen en dan wetenschappers; na de wetenschappers kwamen bergen en na de bergen kwamen bloemen en bomen.
Al snel werden de dichters, die ooit de meerderheid vormden, een minderheid, verloren tussen de massa's nieuwe straten, te midden van bloemen en bomen, helden, schrijvers en atleten. Niemand dacht meer aan poëzie.
Tegen het einde van de oorlog had het stadsbestuur alle straatnamen veranderd in de namen van oorlogsmartelaren; jonge soldaten, ooit zelf inwoners van Stad der Dichters. Al snel dwaalden de bewoners verloren tussen de herinneringen aan de vergeten dichters, tussen bloemen en bomen, helden, steden, atleten en de martelaren van de oorlog.
Mama's huis stond aan het einde van een steeg die vernoemd was naar een twaalfde-eeuwse dichter, beroemd om zijn romantische gedichten.
Het huis had een kleine tuin. In het midden van de tuin legde mama een kleine blauwe vijver aan. Daarnaast plantte ze een witte moerbeiboom. Mama hield van witte moerbei. Ze zorgde zo goed voor de boom dat deze al na een paar jaar zijn eerste bessen gaf. Rode!
Eerst beschouwden we de rode bessen als een goed voorteken, maar toen waarschuwde een buurman ons dat een rode moerbeiboom heilig is, en in heilige bomen huizen geesten. Mama was doodsbang van zijn verhaal.
Al snel verscheen de geest van een vrouw in de boom. Een lange, slanke vrouw in het zwart, haar hoofd bedekt door een rode tulband, naderde mama met een gelijkmatige tred zonder ook maar een stap dichterbij te komen. Ze verdween alleen als mama danste.
Mama werd al sinds haar zevende door de geest achtervolgd.
Eerst overwogen we om de boom om te hakken, maar diezelfde buurman waarschuwde ons dat het omhakken de geest van de boom zou verwonden en een eeuwige vloek over het huishouden zou afroepen. De buurman kende families die heilige bomen zoals rode moerbeien, ziziphus of heilige vijgen hadden omgehakt.
Bij één huis had de boom gebloed en geleid tot de dood van het jongste kind. In een ander huishuiden was een mooie vrouw op hoeven aan de deur verschenen, die de man des huizes betoverde en ontvoerde.
Mama danste voortdurend om ons te beschermen tegen de vrouw in de boom, tot de dag waarop werd aangekondigd dat dansen verboden was. Diezelfde nacht nog verbrandden we de boom.
Al snel verboden ze vrouwen om te zingen, en uiteindelijk verboden ze muziek. Op een nacht maakten we een groot vuur in de tuin en verbrandden alle muziek, al onze foto's en al onze boeken.”