In het Balinese hindoeïsme ziet men de mens zelf als een microkosmos. Ook de voorwerpen die mensen maken om processen in de macrokosmos tijdens rituelen te beïnvloeden hebben dezelfde structuur. Balinezen voelen zich afhankelijk van goden en voorouders; voor geluk en bescherming, goede oogst en een lang leven. Om de bewoners van de bovenwereld en de demonen in de beneden wereld gunstig te stemmen, brengen zij offers. Dagelijks leggen vrouwen overal kleine offertjes neer; grotere rituelen vinden op vastgestelde tijdstippen plaats in één van de duizenden tempels die het eiland rijk is.
Wat is kosmische verankering precies? We leggen het uit.
Boven en beneden wereld
Kosmische verankering
Als er een nieuwe tempel wordt gebouwd, of als bestaande schrijnen door nieuwe worden vervangen, wordt een tempel bij de rituele inwijding hiervan bezield, als het ware tot leven gewekt. Een onderdeel van dit ritueel is het in de aarde begraven van allerlei kosmische symbolen, aan de voet van het fundament van de belangrijkste tempelschrijn. Hierdoor wordt de tempel kosmisch verankerd.
De symbolen die worden begraven bestaan uit tientallen miniatuur voorwerpjes, die meestal niet groter zijn dan 1,5 of maximaal 3,5 cm. Zij zijn gemaakt van goud, zilver, koper en ijzer. Deze metalen worden geassocieerd met de vier goden die de windstreken beheersen en die allen een eigen kleur hebben. Zilver (wit) hoort bij god Iswara in het oosten; koper (rood) bij Brahma in het zuiden; goud (geel) bij Mahadewa in het westen en ijzer (zwart) bij Vishnu in het noorden.
De vormen van deze miniatuur voorwerpjes vertegenwoordigen allerlei categorieën waaruit de kosmos bestaat en samen vormen ze een geheel, van cultuur en natuur. Natuur is vertegenwoordigd in planten en dieren. De dieren zijn verdeeld in levend in water, op het land en in de lucht.
Cultuur is aanwezig in voorwerpen voor ritueel en dagelijks gebruik. Deze laatste categorie is verdeeld in werktuigen voor mannen (boer, timmerman) en voor vrouwen (weven en koken). Voorbeelden van deze padagingan (letterlijk: inhoud) zijn libellen, vissen, bekers voor heilig water en keukengerei.
Daklijstversieringen
Omdat een schrijn dezelfde verticale driedeling heeft als de kosmos en als het lichaam van de mens, met een hoofd, romp en voeten, worden de doeken rond de daklijst en de versieringen van munten die hieraan hangen soms geassocieerd met een hoofddoek en oorsieraden, en de doek die rond de sokkel wordt gewikkeld met een heupdoek.
Op de ider-ider, meters lange doeken rond de daklijst en de tabing, doeken die aan de achterkant van een bale, een open tempelgebouw, worden opgehangen, stonden vroeger vaak afbeeldingen geschilderd uit de goden- en heldenverhalen van het hindoeïsme. Deze traditionele schilderkunst wordt nog steeds wordt beoefend, vooral in het dorp Kamasan bij Klungkung. Tegenwoordig zijn de tempeldoeken versierd door andere technieken zoals borduurwerk.
Het verhaal van Arjunawiwaha
In de expo BALI – Behind the scenes in het Tropenmuseum zijn deze doeken te zien. Ze beelden episodes uit het Arjunawiwaha verhaal uit. In dit verhaal wordt de hemel belaagd door een woeste demon. De god Indra, de koning van de hemel, heeft de hulp van Arjuna nodig om hem te verslaan. Daarvoor wil hij Arjuna, die op dat moment in een grot aan het mediteren is, eerst testen en draagt zeven hemelnimfen op hem te verleiden. Als dat niet gelukt is, bezoekt de god zelf de mediterende Arjuna, in de gedaante van een wijze, en stelt hem allerlei vragen.
Ook probeert de demonenkoning Arjuna te doden door een groot wild varken op hem af te sturen. Het verhaal loopt uiteindelijk goed af en dankzij Arjuna wordt de hemel gered. Op de ider-ider, die deel uitmaakt van een grote verzameling traditionele schilderingen die nu in de expo in Amsterdam te zien zijn, worden 8 episodes van dit verhaal ‘verteld’. Op de tabing, hieronder uit de jaren 1970, gemaakt in West-Bali, zijn de hoofdpersonen van het verhaal niet geschilderd, maar geborduurd.